Brussel – De EU-ministers van Economie hebben dinsdag de nieuwe regels aangenomen die platformexploitanten in de sectoren van personenvervoer en kortetermijnvakantieverhuur, zoals Uber of Airbnb, verplichten om de btw in te zamelen en aan de belastingautoriteiten over te dragen wanneer dienstverleners dit niet doen om een oneerlijk voordeel ten opzichte van taxi’s en hotels te vermijden.
De overeenkomst over dit dossier, die unanieme instemming van de zevenentwintig vereist, werd eerder gefrustreerd door de terughoudendheid van Estland, dat van mening was dat het gewicht van de nieuwe regels niet op de platforms zou vallen, maar op kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die hun diensten via hen aanbieden.
Om de kloof te overbruggen hebben de ministers, onder het Hongaarse voorzitterschap van de Raad, enkele wijzigingen aangebracht om de administratieve last die de verordening voor kmo’s met zich meebrengt te verminderen.
“We hebben een goed compromis bereikt over de twee pijlers die we vanaf het begin hebben afgesproken en nu waarderen we ook de resultaten over de platformeconomie,” zei de Estlandse minister van Economie, Jürgen Ligi, die de compromistekst dinsdag heeft gesteund.
Bovendien is een overgangsperiode toegevoegd die de toepassing van de verordening uitstelt, die vrijwillig zal zijn vanaf 1 juli 2028 en verplicht vanaf 1 januari 2030, wat de oorspronkelijke Europese Commissie-voorstel met vijf jaar uitstelt.
De Europese commissaris van Economie, Paolo Gentiloni, heeft het akkoord toegejuicht, dat “tijd en inspanning” heeft gekost, hoewel hij heeft benadrukt dat “de tijdige en consistente toepassing van de regels in grote mate zou bijdragen aan de werking van de interne markt en gelijke concurrentievoorwaarden tussen traditionele bedrijven en de platformeconomie” en dat “de overheidsfinanciën van alle lidstaten ook zouden profiteren van een snelle inwerkingtreding”.
De Spaanse delegatie heeft op haar beurt een verklaring toegevoegd waarin zij de algemene benadering in het voorstel ondersteunt met betrekking tot het model van digitale platforms, maar zij heeft de intentie uitgesproken om het voor 2028 toe te passen als maatregel voor vereenvoudiging in de btw-invordering en als middel om de strijd tegen fraude te verbeteren.
Volgens de huidige btw-regels moeten onderliggende dienstverleners — bijvoorbeeld de persoon die zijn appartement verhuurt — de btw innen en aan de fiscus overdragen, maar velen van hen, of het nu particulieren of kleine bedrijven zijn, zijn zich er niet van bewust dat zij mogelijk onderhevig zijn aan de btw voor de diensten die zij aanbieden en zelfs als zij zich hiervan bewust zijn, kan het voor hen moeilijk zijn om zich vertrouwd te maken met het btw-systeem en hun verplichtingen na te komen.
Deze hervorming heeft dan ook tot doel de huidige ongelijkheid op het gebied van btw waar traditionele exploitanten van deze sectoren onder lijden, te elimineren en volgens schattingen van Brussel kan deze verandering de lidstaten in de komende tien jaar tot wel 6,6 miljard euro per jaar aan extra inkomsten opleveren en tot 48 miljoen per jaar aan de platforms zelf gedurende dezelfde periode van 10 jaar.
Nu de hoofdsteden een akkoord hebben bereikt na twee jaar onderhandelingen, zal het Europees Parlement opnieuw worden geraadpleegd over de overeengekomen tekst, die vervolgens formeel door de Raad moet worden aangenomen voordat deze in het Publicatieblad van de EU wordt gepubliceerd en in werking treedt.
Als onderdeel van hetzelfde pakket wordt ook beoogd de elektronische factuur te stimuleren in grensoverschrijdende transacties om te helpen het btw-fraudeverlies tot 11 miljard euro per jaar te verminderen en de administratieve en nalevingskosten voor EU-handelaars met meer dan 4,1 miljard euro per jaar te verlagen gedurende de komende tien jaar.
Dit wetgevende voorstel moderniseert het huidige btw-systeem van de EU voor intracommunautaire handel, dat bijna 30 jaar oud is en ondanks enkele recente verbeteringen niet meer in het gelid is met technologische vooruitgang, de digitale economie, veranderingen in bedrijfsmodellen of globalisering.
De derde pijler van dit pakket is een “éénloketsysteem” waarmee bedrijven die aan consumenten in een andere lidstaat verkopen zich slechts één keer hoeven te registreren voor btw-doeleinden voor de hele EU, en hun fiscale verplichtingen kunnen uitvoeren via één online portal in één taal, een maatregel die bedrijven naar schatting ongeveer 8,7 miljard euro aan administratieve en registratiekosten in het komende decennium kan besparen. (5 november)