Brussel – Spanje staat aan de staart van de Europese Unie op het gebied van sociale convergentie vanwege de niveaus van risico op armoede en sociale uitsluiting, schooluitval en werkloosheid, volgens een rapport dat deze woensdag door de Europese Commissie is gepubliceerd.
Spanje behaalt negatieve resultaten in 10 van de 17 sociale indicatoren die door Brussel zijn geëvalueerd, wat het land plaatst tussen de tien lidstaten met “potentiële risico’s voor opwaartse sociale convergentie” na analyse van de arbeidsmarkt, opleiding en sociale uitdagingen van de zevenentwintig.
Onder hen bevinden zich ook Roemenië, Griekenland en Italië, de enige met slechtere resultaten dan Spanje, evenals Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Kroatië en Luxemburg, landen die nu door de Europese Commissie aan een grondiger onderzoek zullen worden onderworpen.
In het geval van Spanje classificeert het “stoplicht”-systeem dat Brussel gebruikt de situatie als “kritiek” (rood) in vier indicatoren die verband houden met het risico op armoede en sociale uitsluiting en schooluitval, en denkt dat “toezicht vereist is” (oranje) voor inkomensongelijkheid en het percentage “ninis” – jongeren die noch studeren noch werken -, en dat de situatie van werkgelegenheid “zwak maar verbeterend” blijft (geel).
Armoede en uitsluiting
“Spanje ondervindt uitdagingen met betrekking tot sociale bescherming en inclusie”, begint de analyse van de Europese Commissie, die aangeeft dat in 2023 de bevolking die risico loopt op armoede en sociale uitsluiting met 26,5% in het algemeen en 34,5% onder kinderen is gestegen, “ruim boven” de gemiddelde 21,3% en 24,8% in de EU, respectievelijk.
Brussel denkt dat dit deels kan worden toegeschreven aan de moeilijkheden van de sociale beschermingssystemen om adequate dekking te bieden, aan de regionale verschillen in toegang tot openbare diensten en aan de “aanhoudend” hoge armoedecijfers onder werkenden.
Daarnaast wordt vermeld dat, ondanks verbeteringen, de inkomensongelijkheid hoog bleef in 2023, op 5,5 vergeleken met 4,7 in de EU, gemeten als de verhouding tussen de inkomens van de rijkste 20% en de armste 20%.
De Commissie wijst er bovendien op dat de impact van sociale uitkeringen (behalve pensioenen) op het terugdringen van armoede is gedaald tot 22,9%, vergeleken met 34,7% in de EU, en dat deze met name ineffectief zijn om kinderarmoede aan te pakken.
Werkloosheid en schooluitval
Wat de Spaanse arbeidsmarkt betreft, benadrukt Brussel dat “deze aanzienlijk is verbeterd maar nog steeds uitdagingen onder ogen ziet”.
De werkgelegenheidsgraad is “substantieel gestegen” tot 70,5%, maar ligt onder de 75,3% in de EU, en de niveaus van werkloosheid (12,2%) en langdurige werkloosheid (4,3%) zijn “nog steeds zeer hoog ondanks grote dalingen”, zodat deze indicatoren het “kritieke” niveau van vorig jaar verlaten maar “zwak” blijven.
Het rapport vraagt ook om toezicht op het nog steeds hoge percentage “ninis”, hoewel dit is gedaald tot 12,3% in 2023, en merkt op dat hoewel de inkomens per huishouden “sterk zijn gestegen”, deze indicator “zwak” blijft.
Daarnaast markeert de Commissie als “kritiek” het niveau van schooluitval, dat 13,7% bedraagt vergeleken met 9,5% in de EU, hoewel het is verminderd en wijst erop dat het vooral hoog is in het zuiden en oosten van het land.
Positief is dat het rapport benadrukt dat Spanje tot de besten van de EU behoort wat betreft de werkgelegenheidskloof van mensen met een handicap, die tot de laagste van het blok behoort en blijft dalen, en dat het boven het gemiddelde ligt in het aantal kinderen jonger dan drie jaar in kinderdagverblijven en in de proportie van burgers die digitale vaardigheden hebben.
Het land ligt in lijn met het gemiddelde in andere geanalyseerde indicatoren, zoals woningkosten, toegang tot gezondheidszorg, volwasseneneducatie en de genderkloof in werkgelegenheid.
Spanje blijft zo voor het tweede achtereenvolgende jaar een van de laagste in dit rapport, dat voor het eerst in 2023 werd opgesteld op aandringen van de Spaanse en Belgische regering, die een initiatief hebben gelanceerd om ervoor te zorgen dat het Europees semester, dat de economische beleidscoördinatie van de zevenentwintig leidt, ook sociale indicatoren analyseert. (18 december)