Luxemburg/Brussel/Wenen – De Oostenrijkse regeling, waarbij een deel van de opleidingsperiode van een advocaat-stagiair verplicht bij een advocaat met zetel in Oostenrijk moet worden doorgebracht, is niet verenigbaar met de vrijheid van werknemers: dat oordeelde het Europees Hof van Justitie (HvJ) op donderdag in de zaak C-807/23, Jones Day. De stage in het buitenland is gelijkwaardig, mits deze gelijkwaardige ervaringen biedt als de opleiding in Oostenrijk, aldus het HvJ.
Om in Oostenrijk als advocaat te kunnen werken, moet een praktische periode van vijf jaar worden doorlopen. Ten minste drie jaar en zeven maanden daarvan moeten in Oostenrijk worden doorgebracht, waarvan ten minste drie jaar bij een advocaat. Een Oostenrijkse advocaat-stagiair voltooide haar praktische periode bij het kantoor Jones Day in Frankfurt am Main, waar ze werd opgeleid door een Oostenrijkse advocaat. De Orde van Advocaten in Wenen weigerde, met verwijzing naar bovenstaande regeling, haar in te schrijven op de lijst van advocaat-stagiairs en haar een certificaat voor beperkte vertegenwoordiging te verstrekken.
Betrokkene ging in beroep bij de Hoge Raad
De betrokkene heeft deze afwijzing aangevochten bij de Oostenrijkse Hoge Raad. Op verzoek had ze de Orde van Advocaten in Wenen meegedeeld dat haar werkzaamheden uitsluitend betrekking hadden op Oostenrijks recht. Deze vroeg daarop het HvJ of de regeling, waarbij een deel van de praktische opleidingsperiode van een advocaat-stagiair verplicht in het binnenland moet worden doorgebracht, in strijd is met de vrijheid van werknemers.
Met zijn uitspraak van vandaag antwoordt het HvJ de Oostenrijkse Hoge Raad dat de betreffende EU-regeling zo moet worden uitgelegd dat deze in strijd is met een regeling van een lidstaat zoals de Oostenrijkse. De betwiste voorwaarde moet ervoor zorgen dat de advocaat voldoende ervaring heeft opgedaan in de praktijk van het nationale recht en met contacten met de Oostenrijkse autoriteiten en rechtbanken. Deze gaat echter verder dan wat nodig is om deze doelen te bereiken.
Volgens het HvJ voldoet het doorlopen van de stage bij een in Oostenrijk geregistreerde, maar in een andere lidstaat gevestigde advocaat, samen met het bewijs dat deze vergelijkbare ervaringen biedt als in Oostenrijk, aan de doelen van de Oostenrijkse regeling. Dit lijkt minder ingrijpend dan de beperking die door de betwiste regeling wordt veroorzaakt, oordeelt het HvJ. Het Europees Hof van Justitie oordeelt nooit in een concreet geval, maar alleen over de interpretatie van het EU-recht.