Brussel – De onderhandelaars van het Europees Parlement en van de lidstaten van de EU hebben donderdagavond een politiek akkoord bereikt over de veelbesproken natuurherstelwet. Met bindende doelstellingen en verplichtingen moeten de EU-landen tegen 2030 minstens 20 procent van de land- en zeegebieden in Europa herstellen, en tegen 2050 alle ecosystemen waar herstel nodig is. Het akkoord moet nu nog formeel worden goedgekeurd.
De natuurherstelwet is bedoeld om de achteruitgang van de Europese natuur af te remmen en te herstellen. Afgelopen voorjaar kwam het voorstel in woelig vaarwater terecht. Verschillende lidstaten vreesden dat hun landbouwsector of hun economische ontwikkeling gefnuikt zou worden. In het Europees Parlement wierp de EVP-fractie op dat de Europese voedselbevoorradingszekerheid in het gedrang zou komen. Ondanks die voorgeschiedenis hebben de EU-landen en het Parlement nu toch een akkoord bereikt.
Er zijn tal van habitats opgelijst die in de scope van de natuurherstelwet worden getrokken, concreet worden voor de lidstaten gedetailleerde doelstellingen gesteld voor elk van deze gebieden. Tegen 2030 moet minstens 30 procent van de habitattypes die onder de nieuwe wet vallen in goede staat worden hersteld, tegen 2040 is dat 60 procent, tegen 2050 90 procent.
Een van de laatste discussiepunten was het toepassingsgebied van de natuurherstelwet. Er is nu overeengekomen dat er tot 2030 prioriteit gegeven wordt aan de al beschermde Natura 2000-gebieden. Wanneer een gebied in goede staat is, zullen de lidstaten ernaar moeten streven om een (nieuwe) verslechtering te voorkomen. Dit is een inspanningsverbintenis, en dus geen resultaatsverbintenis. Ook voor de Vlaamse regering, dat vreesde dat te weinig rekening werd gehouden met dichtbevolkte gebieden, was dat verslechteringsverbod eerder een bezorgdheid.
Het politieke akkoord moet nu nog formeel worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de 27 lidstaten. Normaal gezien is zoiets een formaliteit, maar omdat de natuurherstelwet erg gecontesteerd was, durft niemand daar zijn hand voor in het vuur te steken. De Vlaamse regering, die mee het Belgische standpunt bepaalt, heeft alvast een impactanalyse aangekondigd vooraleer het zich over het akkoord uitspreekt. In het Parlement klinkt hetzelfde bij de EVP.
09/11/2023
Europees Parlement schaart zich achter nieuwe uitstootnormen wegvervoer
Brussel – Het Europees Parlement heeft zich achter nieuwe uitstootnormen voor voertuigen (Euro 7) geschaard. Die zullen volgens criticasters echter weinig toegevoegde waarde bieden voor de volksgezondheid of het milieu in vergelijking met de bestaande normen. De autosector reageert dan weer “gedeeltelijk tevreden” op de “meer realistische benadering”.
De Europarlementsleden schaarden zich donderdag in plenaire zitting met 329 tegen 230 stemmen (41 onthoudingen) achter nieuwe regels voor de uitstoot van schadelijke stoffen als fijnstof en stikstofoxide door auto’s, bestelwagens, bussen en vrachtwagen. Die zogenaamde Euro 7-normen moeten luchtvervuiling door het wegvervoer aanpakken, die verantwoordelijk is voor tienduizenden vroegtijdige sterfgevallen per jaar in de Europese Unie.
De Europese Commissie had vorig jaar voorgesteld om de strengste grenswaarden voor auto’s en bestelwagens in de huidige Euro 6-wetgeving voortaan toe te passen op alle auto’s en bestelwagens, ongeacht de technologie. Zo zou bijvoorbeeld de grenswaarde voor stikstofoxide bij benzineauto’s op 60 mg/km blijven, terwijl bij dieselwagens zou dalen van 80 mg/km naar 60 mg/km.
Een christendemocratische, conservatieve en liberale meerderheid in het halfrond volgt nu die benadering, maar linkt de toepassing van de nieuwe normen bovendien aan de goedkeuring van nieuwe afgeleide wetgeving. Daardoor zal de nieuwe grenswaarde voor stikstofoxide bij auto’s in de praktijk niet in 2025, maar pas in 2027 of 2028 toegepast worden. Kleine producenten van luxemerken krijgen nog extra jaren uitstel.
De wetgeving voorziet ook normen voor de uitstoot van schadelijke stoffen die ontstaan door banden of remmen, waardoor ook auto’s aangedreven door elektriciteit of waterstof door de regels gevat worden. Daarnaast worden ook de testprocedures herzien, maar het resultaat is volgens de ngo Transport & Environment nauwelijks beter dan wat bestaat.
De Tsjechische conservatief Alexandr Vondra (ECR), die het dossier door het parlement moet loodsen, vindt dat er een balans is gevonden tussen de milieudoelstellingen en de belangen van de autofabrikanten. “Het zou contraproductief zijn om milieubeleid in te voeren die de Europese industrie en de burgers schade berokkent”, meent hij.
“Het zou contraproductief zijn om milieubeleid in te voeren die de Europese industrie en de burgers schade berokkent.”
Europees Parlementslid Alexandr Vondra (ECR)
Autokoepel ACEA begroet een “meer realistische” aanpak. Niettemin blijven de Euro 7-normen volgens ACEA een aanzienlijk prijskaartje vormen op een moment dat de autobouwers al zware inspanningen moeten leveren voor de ontwikkeling van koolstofvrije auto’s. De koepel wijst ook op het belang van de Europese concurrentiepositie in een context van hoge energieprijzen, hoge inflatie, onzekere toeleveringsketens en een slabakkende consumentenvraag.
Europarlementsleden Kathleen Van Brempt (Vooruit) en Sara Matthieu (Groen) laken dan weer de invloed van de autolobby op de Europese besluitvorming. “De nieuwe Euro-7 norm is een kopie van de Euro-6 norm. Er is bijna geen milieu- of gezondheidswinst terwijl een halvering van de uitstoot nochtans haalbaar én betaalbaar is”, zegt Matthieu.
“De nieuwe Euro-7 norm is een kopie van de Euro-6 norm. Er is bijna geen milieu- of gezondheidswinst terwijl een halvering van de uitstoot nochtans haalbaar én betaalbaar is.”
Sara Matthieu (Groen)
Net als Matthieu stelt Van Brempt dat Europese autobouwers onvoldoende voor duurzame wagens kiezen, terwijl ze wel recordwinsten boeken voor hun aandeelhouders. Dat auto’s duurder worden, is volgens haar dan ook “niet het gevolg van de verduurzaming, maar vooral van de onbegrijpelijke keuzes van de industrie zelf”.
De Europarlementsleden moeten over de wetgeving nog onderhandelen met de lidstaten. Die kwamen al een gemeenschappelijk standpunt overeen dat eveneens minder ver gaat dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie.
09/11/2023
Frankrijk en Duitsland werken aan akkoord over nieuwe Europese begrotingsregels
Brussel – De ministers van Financiën van de Europese Unie hebben donderdag nog geen akkoord kunnen afkloppen over nieuwe begrotingsregels voor de 27 lidstaten. Wel zijn Frankrijk en Duitsland, die het dossier in de laatste rechte lijn helemaal naar zich hebben toegetrokken, optimistisch over de vooruitgang die in de afgelopen weken werd geboekt. Eind deze maand komt er een extra ministerraad.
De onderhandelingen over een aanpassing van het Stabiliteits- en Groeipact worden gevoerd op basis van het voorstel dat de Europese Commissie in april indiende. Zij wil dat België en de andere EU-landen in de toekomst een meer op maat gemaakt begrotingstraject kunnen volgen, evenwel zonder dat daarbij geraakt wordt aan de Maastrichtnormen, die zeggen dat het begrotingstekort onder de 3 procent van het bbp moet blijven en de schuldgraad onder de 60 procent. De individuele lidstaten zouden wel meer inspraak krijgen bij het saneren van hun financiën over een periode van vier tot zeven jaar. Dat moet ruimte vrijhouden voor investeringen en hervormingen.
Nog tot eind dit jaar is de toepassing van de regels opgeschort (vanwege de impact van de oorlog in Oekraïne), maar het lijkt onhaalbaar om het nieuwe begrotingskader al tegen 1 januari 2024 helemaal klaar te hebben. “Het is belangrijk dat de Raad nog dit jaar een (politiek) akkoord kan vinden, zodat het hele wetgevend proces afgerond kan worden voor het Europees Parlement zijn werkzaamheden opschort in de aanloop naar de verkiezingen, dus in de lente van volgend jaar”, schetste Europees commissaris Valdis Dombrovskis donderdagochtend de stand van zaken.
Duitsland dringt er al maanden op aan dat de begrotingsregels streng genoeg moeten blijven en was tot nu behoorlijk onverzettelijk, maar minister Christian Lindner toonde zich donderdag optimistisch over de vooruitgang die hij en zijn Franse collega Bruno Le Maire samen hebben geboekt. “Ik ben deze week naar Parijs geweest, en daar hebben we gemeenschappelijke grond gevonden over de nood aan waarborgen met betrekking tot de houdbaarheid van de schuld en een benchmark voor een minimale begrotingsaanpassing. Deze maand nog komt Bruno (Le Maire) naar Berlijn en dan gaan we praten over de cijfers, over het concrete ambitieniveau.”
De Commissie had in april voorgesteld dat landen hun tekort jaarlijks met minstens 0,5 procent zouden gaan afbouwen, maar Lindner drong steevast aan op 1 procent. Voor verschillende landen – onder meer ook België – zou dat meer dan een brug te ver zijn, maar Lindner herhaalde dat cijfer donderdag hoegenaamd niet.
De Spaanse minister Nadia Calviño wil eind deze maand een extra vergadering van de financiënministers beleggen, om dan op de volgende geplande ministerraad, op 8 december, te kunnen landen. Hoe dan ook moeten de 27 lidstaten voor het einde van het jaar een akkoord kunnen vinden, vindt de Franse minister Le Maire. Hij noemt de sfeer tussen hem en Lindner, die met hun nauw overleg teruggrijpen naar de traditionele Frans-Duitse motor voor grote Europese hervormingen, “positief en constructief”. De nieuwe regels zijn volgens de Le Maire noodzakelijk om de financiële stabiliteit van de EU27 te garanderen. “Financiële stabiliteit is de sleutel tot alles, ook tot investeringen in innovatie en de vergroening van de economie.”
09/11/2023