Duitsland onthaalde met voorsprong de meeste asielzoekers. Onze oosterburen boden vorig jaar asiel of een andere vorm van internationale bescherming aan ruim 150.000 mensen. Frankrijk volgt op de tweede plaats met meer dan 65.000 erkenningen, en Spanje op de derde plaats met bijna 51.000.
Na deze drie landen volgen Griekenland, Italië, Oostenrijk, Nederland en België, dat volgens de Europese statistische dienst bescherming verleende aan 16.465 mensen. Een tiental lidstaten bood een beschermde status aan minder dan duizend mensen. Bij hekkensluiters Portugal en Hongarije gaat het om niet meer dan respectievelijk 10 en 15 mensen.
Net als voorgaande jaren kwamen de meeste mensen met een beschermde status uit Syrië (32 pct). Na de val van het regime van Bashar al-Assad eind vorig jaar hebben verscheidene lidstaten de behandeling van aanvragen van Syriërs wel opgeschort. Afghanen (17 pct) en Venezolanen (8 pct) vervolledigen de top-3 van herkomstlanden.
In totaal namen de 27 lidstaten vorig jaar 940.000 beslissingen in asieldossiers. In eerste aanleg werden 387.635 asielzoekers positief beoordeeld, wat neerkomt op een erkenningsgraad van 51 procent. Aan het einde van de procedure, na beroep of een herziening, kwamen daar nog eens ruim 50.000 mensen bij, goed voor een erkenningsgraad van 27 procent.
In 42 procent van de positieve beoordelingen werd de aanvragers het vluchtelingenstatuut gegund. 39 procent kreeg humanitaire bescherming en 19 procent ontving een beschermde status om humanitaire redenen.
De asielcijfers stegen in 2024 voor het derde jaar op rij. De instroom is wel nog steeds een pak kleiner dan tijdens de vluchtelingencrisis van 2016, toen ongeveer 700.000 mensen bescherming kregen in de EU.
De redactionele verantwoordelijkheid van deze publicatie ligt bij Belga.